Artikel 13

Artikel 13. Fase 1 en 2

    1. De telling van fase 1 en 2
      a. Gedurende de eerste periode van gewerkte weken, week 1 tot en met week 26 (26 weken), werkt de uitzendkracht in fase 1.
      b. Gedurende de tweede periode van gewerkte weken, week 27 tot en met week 130 (104 weken) werkt de uitzendkracht in fase 2.
      c. Alle weken waarin door de uitzendkracht daadwerkelijk werkzaamheden zijn verricht tellen mee als een gewerkte week, ongeacht hoeveel uren er in die week zijn gewerkt.
      d. Bij een onderbreking tussen twee uitzendovereenkomsten van 26 weken of langer, begint de telling van de gewerkte weken opnieuw. Fase 1 vangt dan opnieuw aan.
      N.B.
      Week 27 tot en met 78 wordt fase 2A genoemd en week 79 tot en met 130 fase 2B. Dit onderscheid heeft uitsluitend een administratieve betekenis, namelijk om de 78 weken als bedoeld in artikel 33 lid 6 (Scholing) en artikel 34 A lid 1 en artikel 34B lid 1 (Pensioen), af te bakenen. Het onderscheid heeft geen invloed op de rechtspositie van de uitzendkracht.
    2. Bij het aangaan van de fase 1 en 2 uitzendovereenkomst met uitzendbeding geldt:
      a. De uitzendovereenkomst van fase 1 en 2 wordt aangegaan voor de duur van de terbeschikkingstelling.
      b. In fase 1 en 2 is het uitzendbeding van toepassing. Het uitzendbeding houdt in dat de uitzendovereenkomst tussen uitzendonderneming en uitzendkracht van rechtswege eindigt omdat de terbeschikkingstelling ten einde komt op verzoek van de inlener (artikel 7: 691 lid 2 BW).
      c. De uitzendonderneming is alleen loon verschuldigd over de periode dat de uitzendkracht daadwerkelijk uitzendwerk heeft verricht. Artikel 7: 628 lid 1 BW blijft buiten beschouwing. d. In afwijking van artikel 7: 691 lid 3 BW is ook gedurende fase 2 het uitzendbeding van toepassing.

    3. Bij het einde van de fase 1 en 2 uitzendovereenkomst met uitzendbeding geldt: a. De uitzendovereenkomst komt ten einde doordat de inlener om welke reden dan ook de uitzendkracht niet langer wil of kan inlenen en voorts doordat de uitzendkracht om welke reden dan ook, daaronder begrepen arbeidsongeschiktheid, de bedongen arbeid niet langer wil of kan verrichten. Alsmede door de vervulling van enige voorwaarde in de uitzendovereenkomst. In geval van ziekte of ongeval van de uitzendkracht wordt de terbeschikkingstelling in fase 1 en 2 direct na de melding als bedoeld in artikel 29 lid 2 geacht met onmiddellijke ingang te zijn beƫindigd op verzoek van de inlener. b. Er is geen opzegging van de uitzendovereenkomst nodig maar de uitzendonderneming en uitzendkracht stellen elkaar zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is op de hoogte van de (aanstaande) beƫindiging van de uitzendovereenkomst.